Als het gaat om onderwijs weten en kunnen we ontzettend veel. Vooral door de ICT ligt een nieuwe wereld voor ons open. Onderwijsland zou een paradijs kunnen zijn. De praktijk is anders. Het onderwijs kraakt en piept aan alle kanten. Dat is ook niet verwonderlijk. Het onderwijs is ontworpen, gegroeid en tot een nationaal systeem gemaakt in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Afbouw van de standenstaat, individualisering, ontkerkelijking, migratie, globalisering en niet in het minst de nieuwe media veranderden de mensen en de samenleving. Het was duidelijk: het onderwijs moest aangepast worden. Het signaal werd echter verkeerd begrepen. Het gebouw werd in door velen verafschuwde onderwijsvernieuwingen gemoderniseerd, maar het bleef een oud gebouw met vreemde trappen, te hoge plafonds en vooral een door betonrot aangetast fundament.
Sommigen roepen dat de macht weer naar de docenten moet. Die lopen echter bij bosjes weg, er komen te weinig nieuwe en zij die blijven, slepen zich sacherijnig naar het einde of verliezen zich in een romantisch beeld van leraar zijn dat kwantitatief en kwalitatief slechts beperkt kan bestaan.
We praten intussen over leerplicht. Feitelijk is het de plicht om onderwijs te volgen, om in een gebouw dat zijn beste tijd heeft gehad te bewijzen dat je beter bent dan anderen. Het wordt tijd het systeem te transformeren tot iets anders.
Er zal zowel landelijk als per instelling aan de hand van een realistisch programma van eisen een ontwerp gemaakt moeten worden van de beoogde toekomst. Er zal een strategie ontwikkeld moeten worden om gebruik makend van de mogelijkheden van de ICT dat ontwerp te realiseren. Ontwerp zowel als strategie zullen voortdurende bijstelling nodig hebben. Het werken daaraan en het werken in de nieuwe orde zal voor deskundige werknemers het plezier in het werk terug brengen. Noem ze als dat helpt desnoods “docent” of “leraar”.