Met de komst van Internet is de kiem gelegd voor digitale openheid van allerlei bronnen, of het nu gaat om software (open source), wetenschappelijke publicaties (open access), creatief werk (open content) of leermaterialen (open educational resources). Wat betreft OER is een wereldbeweging op gang gekomen met MIT die vanaf 2001 al haar cursusmaterialen vrij (gratis) online toegankelijk heeft gemaakt. Momenteel zijn er bijna 200 instellingen voor hoger onderwijs uit de hele wereld lid van het OpenCourseWare Consortium. Nederland zit als land, na een eerste project van de OU in 2006, in de OER-voorhoede met het vijfjarige Wikiwijs Programma, dat beoogt om in alle onderwijssectoren OER leidend te laten worden. Ook in de Verenigde Staten is inmiddels een nationaal programma opgezet voor community colleges van aanzienlijke omvang en waar alle leermaterialen OER zullen zijn.
Wat betekent dit voor het onderwijs, voor de docenten en voor de studenten en de leerlingen? Wat zijn de belangrijkste kansen en bedreigingen, de pluspunten en de knelpunten? Hoe zit het met de verantwoordelijkheid van instellingen en de overheid om de digitale openheid ook duurzaam te maken? Aan de hand van casuïstiek, zoveel mogelijk betrokken op informatica-onderwijs, wordt het speelveld geïllustreerd en geëxploreerd. Dit betreft het OpenER-project, de Spinozareeks, de Free Technology Academy en OpenU van de OU, het OpenCourseWare project van de TU Delft, de Netwerk Open Hogeschool voor Informatica (OU en diverse hogescholen), VO-Content in het voortgezet onderwijs, de Groene Kennis Coöperatie, de SURF Special Interest Group en natuurlijk Wikiwijs. De presentatie eindigt met een schets van mogelijke toekomstscenario’s in (inter)nationaal perspectief.