De invoering van de informatietechnologie is een startpunt van een grote verandering binnen het onderwijs. Niet alleen het pakket van vijftien vakken en de gelijkheid van dat pakket voor alle scholieren van de onderbouw van het voortgezet onderwijs, maar ook een grote verandering in de rol van de overheid op het vlak van de uitvoering van het onderwijs. Het afschaffen van de minimumtabel, het formatiebudgetsysteem, etc.
Het invoeren van nieuwe technologie in het onderwijs is ook zo'n streven naar verandering. Die verandering is nog immer niet algemeen doorgevoerd. Het NIVO-project en de opvolger PRINT mogen dan wel officieel afgelopen zijn. De eindconclusies luiden dat er weliswaar veel gedaan is, maar dat de invoering van computergebruik in het onderwijs eigenlijk nog in de kinderschoenen staat.
De rol die het vak informatiekunde krijgt in het voortgezet onderwijs is bijzonder. Het vak, tot nu toe zonder enige status, heeft:
- zich door het NIVO-project op vrijwel iedere school een plaats veroverd, vanuit een amateuristische pionierspositie en dus zonder eenduidige inhoud
- heeft door de Commissie Eindtermen een behoorlijk breed pakket aan doelen gekregen
- heeft uiteindelijk op de adviestabel een summier aantal van twintig lesuren toebedeeld gekregen waarin de doelen nooit te verwezenlijken zijn
- en … wordt door de wonderlijke constructie van vakgebied-leergebied binnen de basisvorming in een soort spilpositie geplaatst.
Kortom, op zich een reeks factoren die onderwijsmensen tot de uitspraak zouden kunnen verleiden dat dit onmogelijk, onwerkbaar, niet te realiseren is…
En als de docent informatiekunde dit op zijn eigen houtje moet realiseren, dan is dat inderdaad onmogelijk!