Het is jammer, maar beroepsmatige kennis, ook die van informatici, heeft een halfwaardetijd. Opgeslagen in databases, in de hoofden van mensen of in de vorm van handleidingen en schema's ... het veroudert vanzelf. De snelheid waarmee inhoudelijke kennis onbruikbaar wordt, is omgekeerd evenredig met de rijpheid van een technologie. Bij oude en stabiele technologieën heeft de bijbehorende kennis een lang leven - de timmerman van 500 jaar terug kan nu zo aan de slag. De informatietechnologie is echter een jonge technologie: kennis daarover heeft daarom een korte halfwaardetijd. Automatiseringskennis van 15 of zelfs 5 jaar terug is al verouderd. En dat blijft ook zo; de instrumenten en concepten evolueren nog steeds snel. Minstens drie wezenlijk nieuwe ontwikkelingen zijn in aantocht: intelligente apparaten en agents, kennissystemen die kunnen omgaan met natuurlijke taal en fuzzy logic, en tenslotte de verwebbing van informatie, applicaties en interfaces. Kennis en werkervaring met 'oude' technieken zullen vrijwel nutteloos blijken (en soms zelfs een belemmering) om deze nieuwe mogelijkheden onder de knie te krijgen.
De vraag is echter of technische kennis het voornaamste wapen van de toekomstige informaticus zal zijn. Ongeacht de in te zetten techniek blijkt de vertaling van IT-mogelijkheden naar rendabele, operationele toepassingen het grote obstakel. De belangrijkste oorzaak is dat de beginnende informaticus een theoretisch en vertekend beeld heeft hoe informatie in de praktijk van organisaties wordt gebruikt. Een schets van de werkelijkheid:
- Informatie, ook die kristalhelder gemodelleerde informatie, is slechts een onderdeel van beslisprocessen ... die onduidelijk, irrationeel en politiek-beladen zijn.
- Mensen denken niet in boomstructuren en datamodellen, maar in processen en associaties.
- Beslissers die investeringen in informatiesystemen overwegen horen graag wat zo'n systeem betekent voor hun business en waar de opbrengsten, risico's en alternatieven liggen. Voor hen is informatie een middel, geen doel.
Veel informatici hebben deze waarheden, met vallen en opstaan, zelf langzaam moeten ontdekken. Niet zelden vervalt men daarbij in scepsis en gemopper; "allemaal weerstand" zuchten ze tegen elkaar.
Het pleit voor opleidingsvormen waarin de aankomende informaticus een beter besef krijgt van de werkelijke rol van informatie; waarin hij gestructureerd (en vooraf!) leert wat hij anders zelf fragmentarisch moet ondervinden. Hij moet ervaren, in afstudeer-opdrachten en stages, wat informatie in een business-setting betekent. Niet binnen de beschermde omgeving van een automatiseringsafdeling, maar 'aan de kant' van de gebruiker. Theoretische kennis over besliskunde, bedrijfspsychologie, concurrentie-strategieën en groepsprocessen kan dat ondersteunen, veel meer dan weten hoe je een datamodel precies moet normaliseren.
Dit soort kennis, over hoe organisaties werken en wat informatie(systemen) daarin voorstellen, heeft wél een lange halfwaardetijd: de mens en zijn cognitieve vermogens veranderen niet. Het komt, ongeacht de technologie, altijd van pas en maakt informatici 'fit to their job'.