Java en BlueJ: een gelukkige combinatie?

Auteur(s): 
drs. Gertjan Laan, docent Informatica, Hogeschool van Amsterdam
Samenvatting: 

De traditionele aanpak bij het leren van Java heeft, net als vroeger bij het leren van Pascal, de simpele taalelementen als uitgangspunt. Deze aanpak start meestal met de primitieve typen int en double, toekenningsopdrachten, operatoren, selecties en herhalingen, om dan via methoden geleidelijk over te gaan op klassen en objecten.
Een nadeel van deze aanpak is dat de kernbegrippen objecten en klassen relatief laat aan bod komen. Veel studenten blijken moeite te hebben met de mate van abstractie die bij deze begrippen hoort. Door de komst van BlueJ is het mogelijk programmeeronderwijs vanaf het eerste moment objectgeorienteerd aan te pakken. BlueJ is een krachtig hulpmiddel bij de introductie van objectgeoriënteerde begrippen omdat het maken van een gebruikersinterface niet nodig is. Elke student kan zich daardoor volledig richten op het ontwerpen van domeinklassen en het testen daarvan in BlueJ. Dikwijls zonder hulp van een docent. Studenten leren in de eerste plaats van elkaar en maken zich al pratende en doende objectgeorienteerde denkbeelden eigen.
Om te leren programmeren is BlueJ alleen niet voldoende. In goed en volledig programmeeronderwijs dient er aandacht te zijn voor tenminste deze vier facetten:
. Taalelementen van Java
. Algoritmiek
. Objectgeoriënteerde concepten
. Ontwerpen en UML
In het eerstejaars programmeeronderwijs van Instituut voor Informatica en Electrotechniek van de Hogeschool van Amsterdam zijn deze facetten geintegreerd tot een samenhangend geheel.

Doelgroep: